Linnen garens in linnenbinding; c. 320 x 355 x 55 cm.
Tot 26 maart 24/7 te zien vanaf het trottoir
Vrijdag 24 maart, 20 uur: Avond met Theo Rooden
Theo Rooden. A Gauzy Gaze (2023)
Een van onze buren noemde het “Prachtig! Een van de mooiste installaties hier ooit!”
Sommigen vragen “Hangt hier nou tóch vitrage achter de ruiten?”
Een vriendin vindt het maar niks: zij wordt “stik onrustig van de rust van zijn werk.”
Theo Rooden kan níet anders: hij is als kunstenaar wever, en weven is recht! A Gauzy Gaze, noemde hij uiteindelijk deze installatie, speciaal voor DE RUIT. Een blurry blik, een vervagende kijk. Vitrage? Dat dus níet. Het is anders, meer autonoom.
Kijk maar
Theo Rooden ontwikkelde deze monumentale 3D installatie uit open geweven, transparante banen linnen, in subtiele kleuren. Die banen zijn twee-aan-twee kruiselings door elkaar geweven, tot vier textiele doosvormen. Die blijven individueel herkenbaar, maar vormen tegelijkertijd ook één groot driedimensionaal gebaar.
Dat bedekt een groot deel van de ruiten van DE RUIT, maar aan weerskanten blijft een strook onbedekt. Dat grote gebaar gedraagt zich heel anders dan vitrage zou doen. Vitrage voegt zich naar de maten van de kozijnen. Als je goed kijkt zie je dat, waar Rooden op een aantal punten wel degelijk rekening houdt met het stramien van de glaspui, hij ten opzichte daarvan toch autonoom blijft
Het weefsel zelf is fijnzinnig: dat zie je pas goed als je er met je neus tegenaan gaat staan – tot je je stoot tegen het glas. Allereerst valt de structuur op van de scheringdraden en die van de inslagen. Normaal is textiel geweven in grote dichtheid: T-shirts, dekbedhoezen, theedoeken. Hier is het raster veel grover: vier draden per centimeter. Schering- en inslagdraden zijn veelkleurig. De tinten van de diverse draden en banen en de patronen daarin zorgvuldig op elkaar afgestemd. Toch vloeien ze nergens samen, Alle beeldelementen blijven afzonderlijk zichtbaar – tenminste: als je zorgvuldig kijkt.
Waar draden en banen achter elkaar vallen treden kleurmengingen op. De kleurtonen worden intenser naar de ruggengraden in de installatie toe. Wanneer je op het trottoir voorbijloopt, of wanneer je stilstaat om de installatie te bekijken en je je hoofd zachtjes heen en weer draait, treden moiré-effecten op: schijnbaar bewegende patronen, als vingerafdrukken. Anders dan de zorgvuldige kleurvlakken bleek dit nauwelijks te plannen of beheersen. De moiré-patronen veranderen voortdurend: de invloed van bewegen-snelheid; de mate waarin de doeken achter en voor elkaar heen golven; en de intensiteit en ‘kleur’ van het ópvallende licht: dat van de zon, of van de straatlantaarn en koplampen ’s avonds. Dat ‘onbeheersbare’ was wel wennen….
Ook een belangrijke rol – alweer: nauwelijks te plannen – spelen de reflecties van het licht van buiten op de glasruiten, en daarmee de patronen en structuren van de gebouwen rondom. Die brengen een heel andere maatwereld het werk binnen. Je kunt – als maker én als kijker – willen proberen die lichtreflecties te niet-zien, inbreuk op wat je eigenlijk had gewild. Veel rijker is het, die spiegelingen te omarmen, ze te accepteren als deel van de installatie – deze installatie op juist deze plek. Elders zou die er heel anders uitzien.
Van binnenuit gezien spelen die reflecties nauwelijks een rol. Daar zijn vooral de schaduwen op de vloer van de textielvlakken en van de kozijnen van de glaspui aanvulling op de installatie. Ook in andere opzichten oogt die hier anders dan in het grote ‘buiten’. Binnen is de ruimte kleinschaliger. Daardoor kijk je ineens met heel andere ogen. Je krijgt meer aandacht voor details als de structuur en tactiliteit van de draden en de de kleurvlakken – ‘rulle rafeligheid’. Ook kijk je, zeker overdag, van binnenuit tegen het licht in – en zie je ineens fijnzinnige schaduwtjes. Kleuren, en de mengingen daarvan, lijken in tegenlicht veel intenser. Ook de bewegende moiré-patronen ‘doen’ het hier nóg veel beter. Als je me niet gelooft: aanbellen – en kijken of er iemand thuis is!
Theo-de-wever
Rooden is van origine niet ‘kunstenaar’, maar industrieel ontwerper. Een uit ‘Delft’, nota bene. De traditie van het Functionalisme, de stijl van het Modernisme: de lijn Mondriaan, Zwart, Crouwel en Dumbar, Mijksenaar. Grof geschetst: je leert werken in opdracht, en die technisch-wetenschappelijk te benaderen, analyseren en evalueren. Heel anders dan de meer speelse Design Academy in Eindhoven. Na cursussen in grafisch ontwerpen kwam Rooden rond 2015 terecht in de wereld van het weven – en dan niet weven-op-industriële-schaal, maar het kleinschalige, handmatige weven. Zijn atelier, waar alles een precies plekje heeft, wordt gedomineerd door twee enorme getouwen, van het soort waarvan Vincent aan Theo schreef dat de wevers erin kromgroeien.
Weven, handmatig weven vooral: eindeloos dezelfde handeling langs de scheringlijnen in de lengte van het weefsel. Die hebben van voor naar achter meestal dezelfde kleur, want liefst uit één enkele draad. Dwars daarop komen, terwijl de scheringlijnen om en om omhoog en omlaag worden gehaald – met voetpedalen, vandaar dat kromgroeien – de inslagdraden. Ze worden heen en weer geschoten met een weefschuit. Eindeloze herhaling. Je moet er de energie voor hebben, en het geduld – maar dan heb je als wever-in-zo’n-weefgetouw bijna alles in de hand, veelmeer dan de rechttoe-rechtaan industriële weefgetouwen. Zo ook Theo. Rooden. Subtiel, en toch ook streng. Weef-wetten leiden.
Weven voor Rooden is recht, van zichzelf bijna geometrisch en abstract. Voor hem geen vrolijke tronies van Cobra, of contouren van mensen en andere wilde beesten. Voor Theo niet tuften of haken en breien of borduren. Daarmee zijn vandaag de dag heel veel andere kunstenaars bezig, al dan niet bewust refererend aan visuele talen van Aboriginals of andere traditionele culturen. Voor Rooden rechte lijnen en rechte vlakken: bijna Piet-van-De-Stijl. Bijna, want bij Theo niet alleen rooden, geelen en blauwen, wit en zwart, en de rechte hoek, maar ook mengkleuren en schakeringen. En níet perse zó dat je de structuur van het maken niet meer mag zien. De laatste tijd zelfs niet meer een verbod op diagonalen. Daarin lijkt ‘onze’ Theo meer op Theo-van-De-Stijl. Waar weefsels uiteraard plat zijn en vlak, experimenteert Rooden de laatste tijd, net als destijds die andere Theo, ook met dieptewerking. Aanvankelijk maakte hij wandhangsels als textiele Mondriaans, maar nu zijn er ook diagonalen. Waar die dieptewerking suggereren, blijven de hangsels natuurlijk gewoon vlak, en plat als een Euro. In A Gauzy Gaze experimenteert Rooden nu met daadwerkelijke 3D-ruimte. Drie echte dimensies, gedefinieerd in textiel, achter de ruiten van DE RUIT.
Tussen buiten en binnen
De ruit: bijzonder moment in de ruimte. Grens tussen ‘wij hier buiten, de wind waait, een auto raast langs’ en ‘wij binnen, Beethoven klinkt, of Bowie, of een boek – en je staat te koken’. Tussen ‘zij buiten, wat lopen ze snel voorbij’ en ‘zij, kijk ze nou eens zitten zoenen…’.
Vroeger hing daar vitrage – het woord afgeleid van het Franse vitre, ruit. Dun en fragiel, wit en half transparant, in golvende plooien achter tochtige kozijnen. Zo kon niet Jan-en-Alleman naar binnen loeren én kon je binnen je boek lezen zonder afgeleid te worden.
Nog steeds hangt er vaak vitrage – kijk maar op het rijtje langs de Gedempte Zalmhaven. Hier, bij HET PLAFOND, was dat nooit zo. “Zit je dan niet heel erg te koop”, vroegen bezoekers bezorgd en angstig. Wij wílden juist dat voorbijgangers binnen keken, naar wat aan HET PLAFOND te bewonderen viel. Vandaar: hier geen vitrage!
Nu dan wél? Nee, zegt Theo Rooden, níet ‘vitrage’; dát kennen we nu wel. Experimenten met gelaagde dunne vlakken textiel, als voiles in de ruimte. Glinsterende, haast ongrijpbare kleuren als libellenvleugels filteren het licht – dat van buiten en van binnen. Je kijkt naar de ruimte tussen die vleugels en het glas. Niet goed weten waar je kijkt, waar je blik je leidt. Die wordt blurry en fuzzy en gauzy: A Gauzy Gaze, tussen buiten en binnen en buiten.
GV, 10 februari 2023