Auke Triesschijn. Hello Mom #2

12 april – 12 mei 2024

Vrijdag 10 mei: ‘Avond met Auke’

website Auke Triesschijn

Tweeluik

Het ene beeld, Ouroboros Art World, is een bestaand zelfportret. In de achtergrond verwijzingen naar Auke Triesschijn’s jeugd en opvoeding, en de cultuurhistorische context daarvan: Duitse cultuur, citaten en plaatjes uit kinderboeken en porno-blaadjes, en het werk van Andy Warhol. “Bijna een icoon, van heiligen of van Jezus”, zegt Triesschijn er zelf van…

Het tweede, SteiffBär (‘knuffelbeer’) is speciaal voor deze presentatie gemaakt, als commentaar op het eerste.

Samen een tweeluik, zoals in een kerk. Binnen, achter glas – maar tegelijkertijd buiten, als een billboard in de grote ruimte van de stad.

 

 

Auke Triesschijn

Auke Triesschijn (1987, Rotterdam): “Als kind moest ik me ‘gedragen’, ‘niet uit de toon vallen’. Ontdekken dat je zélf iets kunt maken, iets eigens te vertellen hebt: magisch moment! Tijdens m’n studie Grafisch Ontwerpen in Utrecht leerde ik aanvankelijk analoge technieken: collages, handmatige typografie, zeefdruk, looddruk, experimenten met kopieermachines. Daarna vooral digitale ontwerpprogramma’s; ineens moest alles ‘perfect’: gladjes en clean. Opdrachtwerk voor klanten. Zélf iets vertellen, analoge experimenten: dat was kwijt. Maar hoe virtuoos ook in technische zin: zonder eigen verhaal vind ik het oninteressant. Werken in opdracht is nu ‘noodzakelijk kwaad.”

“Terug in Rotterdam heb ik m’n autonome kant herontdekt, onder andere bij Grafisch Atelier Minnigh. Vanaf 2020 ging ik weer zeefdrukken. Ik ontdekte de risograph: een soort stencil-duplicator. Eén kleur per drukgang, in heldere, semi-transparante tinten, vanuit computer-gegenereerde sjablonen. Voor meerdere kleuren moet het papier vaker door de machine. Waar die kleurlagen overlappen ontstaan mengkleuren. Het resultaat is nooit hetzelfde; zulke onregelmatigheden maken het beeld juist interessant. Een duurzame techniek: er is weinig warmte nodig, en je gebruikt inkt uit sojabonen.”

 

 

Rafels en ruis

“Ik hou van de taal van ruis, van de imperfectie. Muziek bijvoorbeeld: ik luister liever naar ouwe vinylplaten dan naar CD’s: dat de snelheid niet altijd egaal is, alle stofjes en krasjes: die maken het geluid levendig en interessant. En verfijnde laserprints op prachtig glad papier: geef mij maar papier dat een beetje verfrommeld is, met scheurtjes en vlekken. Daar zit veel meer leven in. Ja, beetje nostalgisch. Ik mis de fotokopieerapparaten van vroeger, bij de supermarkt om de hoek. Ik experimenteer nu met fotokopieën van fotokopieën van fotokopieën: zo verdwijnt stap-voor-stap de perfectie uit het beeld, wordt het grover, vlakker, minder gedetailleerd. Dat ‘vage’ geeft het beeld veel meer impact.”

“Ja, natuurlijk een smaak-ding, mijn éigen smaak en gevoel: ik vind dat nou eenmaal mooier. In Utrecht liet ik me leiden door heersende grafische opvattingen van docenten, medestudenten en klanten. Ik durfde nauwelijks eigen wegen te gaan: eigen verhalen, eigen voorkeuren. Dat is nu allemaal anders: ik werk op m’n eigen manier, om eigen verhalen te vertellen.”

 

 

Beeldtaal en verhaal

“Grafische technieken vind ik wel interessant, maar niet als doel op zich: enkel als medium. Ik wil me niet op één techniek vastpinnen. Dat deed bijvoorbeeld Andy Warhol ook niet. Hij begon met schilderijen van soepblikjes, maar maakte er ook 3D sculpturen van. Foto’s van beroemdheden als Elvis Presley en Marilyn Monroe bewerkte hij tot limited editition prints, maar hij maakte ook geschilderde versies, in diverse kleurstellingen. Warhol experimenteerde ook met het medium film. Vanaf statief filmde hij acht uur lang een statisch beeld van het Empire State Building. Ook maakte hij derglijke statische portretten van voorbijgangers.”

“Zo divers wil ik ook werken. Ik maak vaak collages. Die baseer ik dan op foto’s – soms zelfgemaakt, soms bestaande – of tekstletters in uiteenlopende fonts. Die monteer ik in lagen op elkaar, of flarden ervan naast elkaar. Beeldcollages dus. Vaak bewerk ik die dan, bijvoorbeeld door erin te krassen of tekenen. Een foto van borsthaar  oogt zo bijna als bosschage. Rafelige beelden, lekker veel beeldruis. Soms op klein formaat, in een frame achter glas, maar ook op poster- of billboardformaat. Ook combineer ik afzonderlijke beelden tot zines, in kleine oplagen. Maar nogmaals: het gaat mij niet om die technieken, maar om wat ik daarmee kan vertellen.”

 

Mannelijkheid

“Ik heb het over hoe ik opgevoed ben, en hoe ik nú ben. In m’n tentoonstelling Hello Mom, vorig jaar, stond m’n identiteit als homo centraal. Dat durf ik nu eindelijk uit te spreken, en laten zien. Vroeger schaamde ik me: wat zouden mensen wel niet zeggen… Dat heb ik al een paar jaar losgelaten. Te lang heb ik m’n eigen seksualiteit, eigen gevoelens buiten beeld gehouden. Dat ging echt niet meer!”

“Ik wil ideeën over ‘normaal’ zijn, over ‘mannelijkheid’ ter discussie stellen. Niet alleen privé, over mijzelf, maar ook in de openbaarheid. Vandaar ook die zines en billboards. Genderidentiteit en vrijheid komen tegenwoordig vaak aan de orde, maar dat vind ik tegelijkertijd ook problematisch. Zowel vroeger als nu wordt homoseksualiteit gepolitiseerd, en helaas ook geproblematiseerd. Ik word er onrustig van. Ik wil niet onderwerp van discussie zijn! Ik ben wie ik ben; daar hoeft niemand hoeft iets van te vinden!”

 

 

“‘Mannelijkheid’ dus. Ik heb een zeefdruk van een man in een David-van-Michelangelo pose, tegen een felrode achtergrond. Mensen ervaren hem als zelfbewust en zelfverzekerd, een tikkie uitdagend, maar ík heb dat er niet doelbewust ingelegd.  Het gezicht heb ik bekrast: ik zou het zelf kunnen zijn, maar ook iedere andere man. Ook een kop, op billboardformaat, in allerlei zwarttonen. Dát gezicht is juist niet bewerkt: duidelijk een zelfportret.”

“Pas tijdens gesprekken achteraf krijg ik in de gaten wat ik aan het doen ben. Dat heeft iets fascinerends: alsof ik iets probeer te vertellen wat ik zelf nog niet helemaal snap. En of je zoiets nou als billboard maakt, open-en-bloot in de grote ruimte, of als prent, of ingepast in een zine, in kleine oplage voor individuele lezers: ik hoop dat m’n verhaal over komt.”

 

Queer esthetiek

 

 

“Of zoiets bestaat? Als specifieke stijl? Ik heb nu mijn eigen beeldtaal ontwikkeld, maar werk van anderen kan er heel anders uitzien…”

“Vroeger waren er alleen homoblaadje als de Honcho. Stoere motor-kerels: brede schouders, smalle taille, en stevige billen en bulges. Of mannen als Griekse goden: naakt, en goddelijk-volmaakte lijven. Geile standjes. Je reinste porno, van onder de toonbank. Zulke blaadjes raakten verfrommeld en gescheurd, beduimeld en bevlekt.”

“Tijdens mijn puberteit kon je online naar mannen loeren! Veel sneller allemaal dan die blaadjes; die lijken met meer zorg en aandacht gemaakt. Ik vind ze fascinerend en nostalgisch. Zulke foto’s zijn vaak startpunt voor eigen werk.”

“Internet is veel meer dan dating en seks. Er zijn ook praatforums en podcasts, over onderwerpen die dicht bij me liggen. Vroeger had je alleen brave kinderboeken-verhaaltjes, vanuit een hetero-perspectief…; anders was je ‘homo’: flikker of pot.”

“Tegenwoordig zijn er veel meer schakeringen, queer identiteiten: LHBTQ+. Voor pubers-van-nu zijn er podcast-interviews, met trava’s, crossdressers en transsexuals. Hoe is het om als vrouw-met-snor rond te lopen, of als ‘man’-met-tieten. En waarom je graag met ‘hen’ aangesproken wilt worden. En ga je ‘over the top’, of pas je je aan? En porno-acteurs en -actrices: zijn dat ‘gewone’ hetero’s die maar ‘doen alsof’; en hoe voelt dat dan?  En…”

“In mijn prenten en zines botsen mijn beeldtaal en mijn thema’s frontaal met beelden en ideeën uit mijn eigen jeugd: familiefoto’s, kinderboeken. Niet meer bang zijn om ‘uit de kast te komen’. Dat bedenk ik niet vooraf; het ontvouwt zich tijdens het werken. Dát is wat ik via mijn beelden, en via mijn zines wil vertellen!”

 

 

© Guus Vreeburg/DE RUIT, 20240412