Annegret Kellner – ‘Blank Blinking’ (2024)
‘Blank Blinking’ – kijken
Bladeren. Niet echte, zomergroen of herfstbruin, maar afgietsels ervan, in sneeuwwit siliconenrubber: kunstmatig dus. Niet natuurlijk verwelkt, geknakt en afgevallen. Ze blubberen over de randen van platen plexiglas, niet zelf daar neergedwarreld. De kunstenaar heeft ze zorgvuldig gevouwen en verbogen, gedrapeerd.
De platen plexiglas leunen, achterelkaar, ieder met eigenhellingshoek – tegen het glas van DE RUIT. Daartussen ontstaan bij ópvallend licht immateriële weefsels van glanslichten, transparante schaduwen en ijle reflecties – als webben om die bladvormen heen. Soms wiegelen die een beetje.
Die bladeren zijn heel sierlijk: hun symmetrische bouw, hun contouren, hun structuur, hun nerven. Hun oppervlak wulps en sensueel. Je wilt ze betasten, maar kunt er niet bij. Onaanraakbaar zijn ze, en ongenaakbaar. Blanco, puur. Het wilt straalt af op ons kijkers; soms verblindt het je.
Vandaar de titel ‘Blank Blinking’ – Engelstalig. Dubbelzinnig, en veelzeggend. Blanco, onbevangen. Met je ogen knipperen. Misschien: knipogen?
DE RUIT: etalage, vitrine, of glazen Sneeuwwitje-kist? Stellen die bladvormen zich tentoon, of proberen ze zich aan ons oog te onttrekken?
Annegret Kellner
De Duitse kunstenaar Annegret Kellner (1979, Karl-Marx-Stadt/Chemnitz) woont tegenwoordig in Amsterdam. Ze studeerde – onder andere fotografie – aan diverse academies in Duitsland en ver daarbuiten. Naast foto’s maakt ze ook 3D-installaties. Ze toont haar werk in Nederland, maar ook internationaal.
We ontmoetten elkaar in de zomer van 2022 in Dresden, tijdens het jaarlijkse kunstenaarsproject IPIHAN. Dat speelde zich af op een gigantische lege vlakte, net buiten het stadscentrum: een voormalig spooremplacement, waarnaast ooit ook een sanitairfabriek stond. Alles sinds jaren leeg en verlaten; er groeien nu bomen en struiken – bijvoorbeeld doornige Robinia. Daar ging Kellner aan de slag.
website Annegret Kellner
‘Cultuur’ en ‘natuur’
Ze begon in wat ooit de tuin was van de villa van de fabrieksdirecteur. Daarvan stond niks meer overeind, behalve een elegant, maar nu ruïneus tuinpaviljoen, en een paar hoge oude bomen, ook die overwoekerd door allerlei kruipplanten.
Van een paar bomen schuurde ze voorzichtig de onderste twee meter van de ruwe bast een beetje glad. De verticale groeven vulde ze met gips. Die ogen nu als cannelures van Griekse zuilen. Lang verwaarloosd, haast onzichtbaar, staan de bomen nu te stralen tussen het struikgewas. Tuin, en de bomen daarin: getemde natuur; de zuilen ‘cultuur’, net als Kellner’s ingreep.
Daarna ging ze bezig met het tuinpaviljoen. Vroeger een orangerie, waarin tuinplanten werden gecultiveerd, en beschermd tegen kou, fel zonlicht of extreme droogte. Toen rank en slank: witgepleisterde kolommen en rondboogjes. Nu dichtgetimmerd, overwoekerd door allerlei kruipplanten – ‘onkruid’ in Westerse ogen. Daaroverheen dikke lagen graffiti. Het zag er niet uit… Annegret Kellner wilde de planten in ere herstellen. Ze maakte er foto’s van, die ze enorm uitvergrootte en liet printen op lappen folie. Grofpixelige vlakken heldere kleur. Daarmee overdekte ze vier dichtgetimmerde boogopeningen van het gebouwtje: alsof je naar binnen kunt kijken. Bouwkunst, natuur, mensenhand. Nu wéér een menselijke ingreep: kunstmatige kruiden.
Voor haar derde project plaatste ze midden tussen de Robiniastruiken een metershoog en -breed raamwerk, witgeschilderd: een schilderijlijst. Bezoekers die er langs doornige olifantspaadjes naar toe liepen konden zo kijken naar ‘de natuur’ – dit keer niet weggezet als verwerpelijke woekering, maar als fenomeen op zichzelf, inclusief allerlei natuurlijke processen die zich onttrekken aan mensenhanden.
Bomen en planten, en mensen
Die Dresdner projecten van Annegret Kellner zijn karakteristiek voor haar kijk op natuurlijke ‘natuur’ en menselijk ‘cultuur’. “Als je vanuit het heelal terugkijkt naar de aarde is die grotendeels blauw: de zeeën en oceanen, en alles wat daarin rondzwemt en groeit. De continenten zijn groen: 80% daarvan is vegetatie – bomen en planten. Dierlijk leven neemt 15% in, en wij mensen nog geen 5% – piepkleine minderheid…”
Toch zien wij – vooral wij-in-het-Westen – onszelf als top van de pyramide, ver boven de natuur verheven. Die opvatting gaat terug op het Bijbelse scheppingsverhaal: de eerste mens – Adam – kreeg de opdracht God’s ‘Tuin van Eden’, de aarde, te bewerken en bewaken. Die superieure positie werd in de 18e eeuw nog eens bevestigd door de denkers van de Verlichting: mensen waren begiftigd met de Ratio, andere wezens niet. Groot was in de 19e eeuw de verontwaardiging toen Darwin beweerde dat mensen waren geëvolueerd uit aapachtigen, en dat ook wij dus deel uitmaken van ‘de natuur’.
In veel niet-Westerse opvattingen hoor je iets dergelijks. Zo beschouwen de Samí-volkeren in Arctisch Europa en Rusland niet enkel zichzelf, maar ook dieren, en bomen en andere planten, als autonome ‘wezens’, niet ondergeschikt aan mensen, laat staan door ons te exploiteren. Samí beseffen dat ze met alle andere wezens samenleven, sterker nog – dat ze wederzijds afhankelijk zijn. Samí koesteren ontzag voor dieren – die ga je toch niet zomaar doden en slachten? – en voor planten en bomen – hak die niet gedachteloos om! Net als zijzelf wezens, die je respectvol benadert.
Annegret Kellner: vegetatieve wezens
Het werk van Annegret Kellner getuigt van haar respect en bewondering voor met name vegetatieve levensvormen – bloemen, planten, bomen – en van haar fascinatie voor de manieren waarop zij met ons omgaan, en wij met hen.
Dat was thema van haar tentoonstelling, vorig jaar in Assen. Bij de ingang stond een bosje potplanten: Alocasia zebrina (‘Tijgerplant’), Kentia (‘Kamerpalm’), Monstera (‘Gatenplant’) en diverse krulvarens. Indrukwekkend! Plotseling begon alles te schudden en bewegen, onder luid gegrom en geratel – Kellner had haar bosje op trilplaten gezet, voorzien van sensoren. Gekweekte planten, door een technische ingreep kunstwerk, herkregen iets van de kracht van soortgenoten in de natuur. Ik schrok me te pletter.
Even verderop een groot plantenblad met indrukwekkende nerven, op een transparant luchtbed, op een dekentje. Het blad leek geknakt, beschadigd. Hoe zou het zich voelen, pijn hebben? En voelen wij mede-lijden, empathie, zouden we troosten? Natuurlijk – what’s in a word? – lag dat blad daar door een ingreep van Kellner-als-kunstenaar: een artistieke daad-van-cultuur. Hoe te reageren: rationeel? of eerder intuïtief? Ik was ontroerd.
Ook hingen er foto’s van andere reusachtige bladeren, en afgietsels daarvan in hagelwit siliconenrubber. Tegelijkertijd streng én sensueel.
Terug naar ‘Blank Blinking’
‘Blank Blinking’ is een variatie op een soortgelijke installatie in Assen. Tóen in een weidse museumzaal; nu achter de pui van DE RUIT.
De witte bladeren lijken hier nóg veel groter. Niet blaadjes van gekweekte kamerplanten, maar bladeren van planten uit tropische oerwouden. De Strelizia bijvoorbeeld: die groeit in Zuidelijk Afrika, en wordt tot 10 meter hoog, met bladeren van wel twee meter lang. Ook de Alocasia, familie van de Aronskelk op onze vensterbanken, is gigantisch; zij groeit in tropisch en subtropisch Azië, tot in Australië toe. De bladeren van de Gunnera hebben een doorsnede tot liefst twee-en-een-halve meter. Die planten, uit vochtige bossen en rotsige streken, mogen binnen de EU niet verhandeld worden, of aangeplant – behalve soms in botanische tuinen, bijvoorbeeld de Muizenpolder bij Het Park.
Dergelijke bladeren – of liever: afgietsels ervan, in wit siliconenrubber – hangen nu hier. Kunstobjecten, gevangen tussen het dubbelglas van de pui en de platen plexiglas, en omsloten door transparante reflecties. Anderzijds lijken ze zich weinig van de maten van alle glas aan te trekken: ze zouden zich ieder moment uit het kozijnengrid kunnen loswrikken. Zij overdonderend groot, wij kijkers nietig. Hoe helderwit en poezelig ook – zelfs in hun kunstmatige verschijningsvorm stralen ze de kracht uit van hun natuurlijke soortgenoten.
Nogmaals: wij mensen vormen 5% van alle aardse leven, vegetatieve wezens liefst 80%! Cultuur, en natuur. ‘Blank Blinking’: Annegret Kellner wijst ons onze plaats.
(c) Guus Vreeburg / DE RUIT; 20241004