Anna Ramsair, Man oh Man

tekst bij de opening van haar

presentie bij DE RUIT, 2 februari 2024

Ik ben Anna Ramsair en ik ben beeldend kunstenaar.
En er is voor mij een vraag die altijd speelt: Hoe kan ik laten zien wat ik zie?
Dat is wat ik doe.
Om mijzelf te blijven vernieuwen, wat ik nodig acht als kunstenaar, vind ik steeds
weer nieuwe onderzoeksmiddelen.
Ik teken en schilder en wanneer het in de winter te koud is op mijn atelier, maak ik
thuis borduurwerken.
Ik ben klei gaan onderzoeken. Ik kom voort uit de klei, en uit de klei is dit alles
ontstaan.
Voor mij was de klei nieuw, een onbekend terrein met talloze uitdagingen.
Ik werk nu al weer tien jaar met klei.
En nu sta ik hier met mijn werk en Keimpe de Jong met zijn toeters voor u, bij DE
RUIT van Guus Vreeburg en Willem Besselink.
Hoe mooi is dat?

 

 

Mijn leitmotiv is het complexe leven in deze stedelijkheid.
Er is veel vrolijkheid en verdriet, veel mogelijkheden, veel lawaai.
Ik begeef mij mijn hele leven, in deze stedelijke omgeving.
Ik hoor en zie het geschetter en het geroep en de bewegingen.
En de meningen.
De overtuigingen.
Iedere dag kijk ik om mij heen.
Ik kijk en hou van de dingen die ik zie en ook helemaal niet.
Ik kijk en ik begrijp de dingen om mij heen en ook helemaal niet.
Ik kijk en ik laat zien.
En ik roep vragen op.
Dat is mijn werk als beeldend kunstenaar.

 

 

Het kijken is er altijd, aan het begin, halverwege, tussendoor en aan het eind.
Ik kijk en maak mijn werken om aan dit alles, deze hele hedendaagse kermis van
pracht en praal, van chaos en ellende, betekenis te geven.
Voor mijzelf.
Om ordening in de chaos te brengen.
Voor mijzelf.
En misschien ook voor u.

 

Man oh man !!

 

 

Veertig jaar geleden las ik in Wonderlijke Nachten van Godfried Bomans (wie kent
hem nog?), over het jongetje Erik die in de nacht met de kabouter in China terecht
komt. Erik, die in zijn pyjama daar rondloopt, wordt door een Chinees eindelijk
ontdekt als de nieuwe keizer, de Chinees roept dat opgetogen rond: “met een mond
als een toeter:
“Daar is onze nieuwe keizer!””

 

Een mond als een toeter… dat beeld bleef bij mij…

 

En zo tekende ik veertig jaar geleden voor het eerst een figuurtje met een mond als
een toeter.
Gedurende al die jaren bleef dat figuurtje bij me en groeide en ontwikkelde zich,
zoals ikzelf groeide en ontwikkelde. Vaak bleef het op de achtergrond, om dan
ineens weer op te duiken. Zoals de mensen waar wij van houden en bij ons
horen…die ons leven lang om ons heen zijn… zoals zij groeien en zich ontwikkelen,
soms weggaan en dan weer terugkomen, zo hoort dat roeptoetertje bij mij.
In een wereld die groeit, en ontwikkeld om mij heen.

 

 

En na al die jaren, is dat figuurtje gekomen, van een onbeduidende chinees naar dit
archetypische figuur.
Een roeptoeter.
Een herriemaker.
Een blijmoedige naïeveling.
Een gelukszoeker, zoals wij allemaal gelukszoekers zijn.
Iemand die blij maakt en ellende veroorzaakt.
Die chinees uit wonderlijke nachten.

 

In China zijn de parades van een verbluffende eenvormigheid. Ieder lid van de
parade is even groot, ieder pakje heeft dezelfde maat, pas je daar niet in, dan doe
je niet mee in de parade.

 

De parade… Om respect af te dwingen, waarbij het machtsvertoon en de
eenvormigheid je de adem laat inhouden.
Één groot marcherend volk, één machine, waarin het individu verdwijnt, geen stem
heeft…

 

Hoe anders schijnen mijn figuurtjes. Allemaal herrieschoppers, blijmoedige
naïevelingen, denkend dat de wereld maakbaar is, dat alles kan en alles mogelijk
is, dat je zomaar met gemak de toeter kan blazen.
Ieder hun eigen muziek blazend. Overmoedig rond-stampend, met aan hun voeten
het goud, waar ze intrappen zonder het te zien.

 

In mijn handen vormen de bonken klei zich. Ik maak ze allemaal even groot, en
allemaal met een toeter aan hun mond. Ik wil ze gelukkig maken en blij.

 

En tijdens het vormen gaan ze in mijn handen hun eigen gang. Vrolijk of verdrietig,
sommige gemankeerd. En ik laat ze. Ze gaan alle kanten uit, want onvolledig zijn
is heel bevrijdend. Ik volg dat met liefde en verdriet.
Want ik hou van de figuurtjes, hun eigengereidheid, hun overmoed, hun drang naar
geluk en hun beperkingen. Met liefde en verdriet…

 

In rijen op weg naar het einde. Zoals de Chinezen, maar dan anders.

Anna Ramsair, 9 februari 2024